Fedagrim, de sectorfederatie voor gespecialiseerde aanbieders van tuinmaterieel, spant onder impuls van machinefabrikant Stihl een kortgeding aan bij de Raad Van State tegen het ministerieel besluit om algemene tuincentra te laten openen. Fedagrim hekelt de oneerlijke concurrentie en benadrukt dat speciaalzaken de veiligheidsmaatregelen ook kunnen garanderen omdat hun bezoekersgraad een pak kleiner is.

Op 18 april mochten tuincentra en doe-het-zelfzaken hun deuren officieel weer openen. Dat was echter buiten de speciaalzaken gerekend die lijdzaam moesten toezien hoe algemene winkels wel tuin- en klusmateriaal mochten verkopen. “Wij zien al meer dan een maand met lede ogen toe aan hypermarkten zoals Carrefour en Makro tuinmachines verkopen terwijl onze dealers de deuren gesloten moeten houden”, vertelt Gracienne Geenens van Fedagrim, sectorfederatie voor gespecialiseerde aanbieders van tuinmateriaal. “Dat nu ook de grote doe-het-zelfketens mogen openen, is een harde klap. Uit de maanden maart, april en mei haalt een verdeler zowat de helft van zijn omzet. Voor onze dealers dreigt een financiële ramp als zij hun machines dit voorjaar niet meer kunnen verkopen en een jaar moeten wachten.”

Fedagrim benadrukt dat speciaalzaken de geldende veiligheidsmaatregelen perfect kunnen garanderen. “Bij ons is de bezoekersgraad een pak kleiner. Er dreigt geen toeloop in onze winkels omdat de investeringen doorgaans groter zijn en mensen tweemaal nadenken vooraleer over te gaan tot aankoop. Maar voor ons is het ook voorjaar en wij zien ook mensen die van de lockdown willen profiteren om de tuin op orde te zetten en daarvoor machines nodig hebben. Die gelijke kans wordt ons nu compleet ontnomen en wij moeten lijdzaam toezien hoe grote ketens ons marktaandeel inpikken”, aldus de sectororganisatie.

Fedagrim hekelt de oneerlijke concurrentie en heeft daarom onder impuls van de Duitse machinefabrikant Stihl besloten om het ministerieel besluit dat de opening van algemene tuincentra en doe-het-zelfketens goedkeurt in kortgeding aan te vechten bij de Raad Van State. Er is volgens hen immers geen objectief verantwoorde grond voor deze discriminatie van speciaalzaken.

Of de Raad Van State hen gelijk zal geven, valt nog af te wachten. Toch maakt deze zaak pijnlijk duidelijk hoe moeilijk het is voor de Nationale Veiligheidsraad om komende vrijdag een eerste Belgische exitstrategie uit te tekenen. Volgens Patricia Popelier, professor staatsrecht aan Universiteit Antwerpen, in De Standaard, riskeert er immers nog meer heisa te ontstaan als er weer een onderscheid wordt gemaakt tussen sectoren en soorten winkels. Volgens haar is het belangrijk dat gelijke gevallen op dezelfde manier behandeld worden, tenzij het onderscheid nodig en proportionieel is. Bovendien moet er ook voldoende rechtvaardiging komen van een beslissing. “Ondersteunende maat­regelen kunnen selectief zijn. Maar de regering moet verantwoorden waarom sommige groepen wel en andere niet geholpen worden. Concurrentiële voordelen geven aan de ene - tuincentra, doe-het-zelf­zaken - en niet aan de andere, moet passen in een breder plaatje, met perspectief voor iedereen op langere termijn en monitoring”, vertelt ze in De Standaard.

Net om die oneerlijke concurrentie bij de heropening van winkels te vermijden riep handelsfederatie Comeos recent op om alle winkels die op een veilige manier kunnen openen, weer te laten openen. Op die manier wordt er geen onderscheid gemaakt tussen bedrijven en krijgt de non-foodsector weer inkomsten. Afwachten dus wat de Nationale Veiligheidsraad beslist...