Bijna vier op tien Belgen steken wel eens de grens over om een voorraad drank in te slaan. Belgische bedrijven zien daardoor elk jaar bijna 75 miljoen euro verloren gaan, zegt de sectorvereniging van de Belgische water- en frisdrankindustrie VIWF.

Zowel niet-alcoholische en alcoholische dranken zijn in België duurder dan in onze buurlanden, zegt de sectorfederatie. Dat heeft te maken met BTW en accijnzen, maar ook op de belastingen op verpakkingen en de suikertaks die ons land in 2016 invoerde. “In enkele jaren tijden zijn de taksen op limonades en frisdranken zwaar verhoogt, waardoor er een verschuiving van de consumptie richting buitenland gebeurd is. In 2013 zaten we nog aan 3,72 euro per hectoliter, in 2018 was dat 11,92 euro. De suikertaks wordt zelfs geheven op gearomatiseerd water”, zegt Bart Peeters, voorzitter van VIWF. Uit een rondvraag van de federatie bij 1.000 Belgen blijkt dat vier op tien wel eens de grens oversteekt om een drankvoorraad in te slaan. Eén op acht doet het volgens VIWF maandelijks. “Op die manier worden 8% van alle frisdranken in België in het buitenland aangekocht”, aldus Peeters. “Uit cijfers van onderzoeksbureau GfK blijkt dat onze bedrijven in de afgelopen vijf jaar door grensaankopen zo'n 369 miljoen euro omzet aan hun neus hebben zien voorbijgaan.” Dat komt neer op bijna 75 miljoen per jaar. Peeters: “Minder omzet betekent minder investeringen, minder aanwervingen en lagere tewerkstelling. Aangezien de Belgische verbruiksbelasting ongeveer 45 procent bedraagt van de winkelprijs, is de overheid in dezelfde periode meer dan 166 miljoen euro aan inkomsten mislopen. Ook de staat verliest dus.” VIWF wil dat de regeringen de heffingen herbekijkt en zo de prijskloof met de buurlanden opnieuw kleiner maakt. “Alleen zo kan er meer Belgisch gekocht worden”, zegt Peeters.