10 december jl. stond de C&A in de Nieuwstraat in Brussel voor een groot dilemma. De winkel was getroffen door een brand in zijn kelder en moest een besluit nemen. De kleding die zich daar bevond was doordrongen van een sterke rookgeur en was dus moeilijk verkoopbaar. Men moest de voorraad dus zien te ruimen, maar hoe? Door hem voor de halve prijs te verkopen? Door de kleding tegen referentieprijs te verkopen met het risico de klanten te misleiden? Door de verzekering in te schakelen met het risico dat de winkel enkele dagen voor de feesten gesloten moet worden voor onderzoek? Of, nog erger, door ze weg te gooien? Na overleg heeft C&A voor de eerste oplossing gekozen. Vervolgens zijn er grote aankondigingen aangebracht om de opruiming van de voorraad en een korting van 50% op de hele voorraad bekend te maken. Maar het openingsuur nadert en het besluit moet worden genomen. C&A neemt niet de moeite om toestemming te vragen, aangezien de zaak begrip verwacht van de autoriteiten. Gaat her hier om overmacht? Unizo vat het niet als zodanig op en dient gauw een klacht in bij Economische inspectie voor niet-naleving van de sperperiode (pre-solden). Bovenstaand geval is een typisch voorbeeld van een vage regeling. De sperperiode wekt dan ook veel discussie op.

Wij hebben geprobeerd meer over de sperperiode te weten te komen bij Sandrine Kinart, advocate bij het kantoor Loyens & Loeff. "In de Belgische wet bestaat een verbod op het aankondigen van prijsverlagingen gedurende drie weken voor de soldenperiode. Dit verbod betreft drie sectoren: kleding, lederwaren en schoenen. Alleen aankondigingen zijn verboden. Een handelaar kan zijn klanten korting verlenen zonder dat hij deze aan hoeft te kondigen… maar deze regeling roept scherpe kritiek op, voornamelijk vanwege de ZEB-affaire". Deze Vlaamse keten van kledingzaken heeft herhaaldelijk zijn toevlucht genomen tot aankondigingen van kortingen gedurende de sperperiode en is daarom rechterlijk vervolgd. Ter verdediging onderstreepte ZEB het gebrek aan samenhang tussen de Belgische wetgeving en de Europese richtlijn met betrekking tot oneerlijke verkooppraktijken. Het verbod om prijsverlagingen aan te kondigen tijden de sperperiode zou namelijk niet in overeenstemming zijn met het Europees recht.

"De Europese richtlijn heeft als doel de om de handelspraktijken ten opzichte van de consumenten binnen de Europese Unie zoveel mogelijk te harmoniseren. Deze richtlijn bevat met name de uitputtende lijst van handelspraktijken die ambtshalve als oneerlijk en dientengevolge als verboden moeten worden beschouwd. Voor handelspraktijken die niet in deze lijst zijn opgenomen kunnen de lidstaten geen per se verbod vaststellen. Het aankondigen van prijsverlagingen tijdens de sperperiode maakt geen deel uit van de handelspraktijken die ambtshalve verboden kunnen worden en toch voorziet de Belgische wetgeving in een dergelijk per se verbod…Ter verdediging beweert de Belgische wetgever dat dit verbod niet binnen het toepassingsgebied van de Europese richtlijn valt aangezien het verbod niet dient ter bescherming van de consument, maar uitsluitend ter bescherming van de mededinging (gelijkheid tussen de handelaren en bescherming van de detailhandel)" legt zij uit. Zij wijst ons ook op de laatste episode van deze juridische saga, namelijk het feit dat de Europese Commissie eind september 2011 heeft besloten om België voor het Europese Hof te dagen wegens niet-naleving van de Europese richtlijn en met name wegens de onverenigbaarheid van zijn wetgeving betreffende de pre-solden met de richtlijn. We moeten dus nog enkele maanden geduld hebben voordat we weten hoe deze juridische saga zal aflopen wat betreft de rechtsgeldigheid van deze pre-solden wetgeving, die uniek is in Europa. In afwachting daarvan verkeert men in volkomen juridische onzekerheid aangezien de handelaar die prijsverlaging aankondigt vóór aanvang van de solden niet beschermd is tegen juridische vervolging voor overtreding van de wetgeving betreffende de sperperiode. Hij zou dus, net als ZEB, kunnen proberen de grond van deze vervolging aan te vechten door zich te beroepen op de onverenigbaarheid van de Belgische wetgeving met de Europese richtlijn. "

In de praktijk kan men vaststellen dat steeds meer handelaren verkooppromoties durven te doen tijdens de sperperiode. "Zij besluiten bijvoorbeeld een gezamenlijke aanbieding te doen, wat sinds 2010 wél is toegestaan. Sommigen bieden een product aan bij de aankoop van twee producten. Anderen gaan zelfs zover dat zij een korting aanbieden op een product bij de aankoop van verschillende producten. Dit soort aanbiedingen is interessant omdat de handelaar hiermee zijn referentieprijs kan houden. Als de consument namelijk besluit een product te kopen, betaalt hij de volle prijs die dus als referentieprijs zal gelden tijdens de solden. We moeten echter benadrukkend dat deze verkooppromoties in de vorm van een gezamenlijke aanbieding niet vrij zijn van kritiek gezien het doel ervan en de strikte definitie van het begrip "gezamenlijke aanbieding" in de Belgische wet. Je kunt echter vraagtekens zetten bij de verenigbaarheid van deze strikte definitie van de gezamenlijke aanbieding met de Europese richtlijn… " Voorzichtigheid of, op zijn minst, de evaluatie van de risico's die je hiermee loopt is daarom op zijn plaats." Er rest ons dus niets anders dan de volgende afleveringen van deze juridische saga af te wachten."