Carte Blanche van Denis Ducarme, minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO's, Landbouw, en Maatschappelijke Integratie, belast met Grote Steden. 

Een gezonde concurrentie die een billijke verhouding garandeert tussen de verschillende economische spelers, draagt bij tot het algemeen welzijn. Ze leidt tot vernieuwing, laat toe te kopen en verkopen tegen een rechtvaardige prijs, zorgt ervoor dat er nieuwe spelers op de markt komen, draagt bij tot de verbetering van de kwaliteit van goederen en diensten, enzovoort.

Concurrentieverstoringen kunnen evenwel voortvloeien uit het gedrag van bepaalde economische spelers. Dat gebeurt bij de vorming van kartels, waarbij de leden ervan afspraken maken om de beperkingen van de markt te omzeilen, of bij het ontstaan van monopolies.

Het kan ook gaan om concurrentievervalsing als de concurrentie oneerlijk wordt beoefend.

De franchisesector in België heeft het moeilijk, vooral nu er een aantal herstructureringen aan de gang zijn bij de grote retailers.

Mijn gesprekken met de vertegenwoordigers van deze sector hebben een aantal marktpraktijken aan het licht gebracht waar de franchisenemers soms het slachtoffer van zijn.

De sector heeft me al heel vroeg laten weten welke de bezorgdheden zijn op dat gebied. De franchisegevers streven naar een grotere rendabiliteit, wat met zich meebrengt dat ze meer druk uitoefenen op hun commerciële partners. De zelfstandige uitbaters bevinden zich vaak in een afhankelijke positie, zowel op juridisch als economisch gebied.

Dat is bijvoorbeeld het geval bij sommige clausules in de overeenkomsten die betrekking hebben op exclusieve leveringen, extreme non-concurrentiebedingen of agressieve marktpraktijken.

De wet- en regelgevingen betreffende de mededinging en de handelspraktijken (waaronder het consumentenrecht) hebben als doel een gezonde concurrentie in stand te houden.

Deze twee rechtstakken bevatten echter vier grote juridische vacuüms waar sommige machtige economische spelers zich in genesteld hebben.

Eerst en vooral verbiedt het recht tot bescherming van de economische mededinging het misbruik van machtspositie (met name een monopoliepositie), maar niet het misbruik van economische afhankelijkheid. Een bedrijf dat economisch gebonden is aan een partner is echter even kwetsbaar als een bedrijf dat te maken krijgt met een monopoliehouder.

In beide gevallen kan het bedrijf dat een machtspositie bekleedt onevenwichtige voorwaarden opleggen, omdat er geen redelijk alternatief bestaat op de markt.

Kan men zich bijvoorbeeld inbeelden dat een concessiehouder van de ene op de andere dag van automerk zou veranderen om de concurrentie te doen spelen? In de meeste gevallen is dat ondenkbaar.

De voorbeelden in tal van sectoren zijn legio: de franchisenemers, de concessiehouders, sommige onderaannemers, de hoteliers tegenover de OTA’s, de handelaars die hun diensten aanbieden op e-commerceplatformen, de landbouwers tegenover de aankoopcentrales van de grote retailers, de veehouders tegenover sommige slachthuizen, de zelfstandige bankagentschappen tegenover de banken, de horeca-uitbaters tegenover de brouwers, enzovoort…

Het misbruik van machtspositie wordt in sommige gevallen buitensporig, waardoor kmo’s of zelfstandigen gedwongen worden voorwaarden te aanvaarden die totaal niet billijk zijn.

Ten tweede verbiedt de wetgeving op de handelspraktijken onrechtmatige bedingen in overeenkomsten die afgesloten worden met de consument (B to C). Deze bedingen zijn echter volkomen geoorloofd in overeenkomsten tussen ondernemingen (B to B). Met andere woorden, en om enkele voorbeelden te geven: in een B to B-omgeving zijn bedingen die het bedrijfsrisico zonder enige tegenprestatie volledig bij de andere partij leggen, of een partij toelaten eenzijdig de basiselementen van de overeenkomsten te wijzigen, of het de tegenpartij onmogelijk te maken zich in normale omstandigheden te onttrekken aan een onredelijk contract, of deze te verbieden haar rechten te doen gelden in het geval van niet-uitvoering van het contract door de partner wel degelijk geoorloofd, terwijl dit zou leiden tot nietigheid van rechtswege indien dit contract zou zijn afgesloten met een consument.

Ten derde verbiedt het consumentenrecht, dat gebaseerd is op de Europese Richtlijn 2005/29 betreffende oneerlijke handelspraktijken, misleidende en agressieve praktijken, maar enkel jegens de consument. Met andere woorden: de zelfstandigen, handelaars en kmo’s die het slachtoffer worden van misleiding of ongeoorloofde druk ervaren, zijn geenszins beschermd.

Ten vierde heeft een kmo die te maken krijgt met onrechtmatige praktijken geen andere keuze dan alleen en via een burgerlijk proces de strijd aan te binden met een handelspartner waarvan hij mogelijk afhankelijk is voor het grootste gedeelte van zijn omzet. Dit betekent dat de vrees voor vergeldingsmaatregelen vaak een onoverkomelijke drempel vormt om zijn rechten te doen gelden. Wanneer men deze situatie vergelijkt met die van de consument, is het verschil in behandeling enorm: de consument wiens rechten worden geschaad, kan zich wenden tot de Economische Inspectie, die zal optreden tegen de partij die de overtreding heeft begaan. Meer nog, de Minister bevoegd voor consumentenbescherming, kan een vordering tot staking inleiden bij de voorzitter van de ondernemingsrechtbank om de schending van het consumentenrecht te doen ophouden.

Voortaan zal het verboden zijn om aan kmo’s of zelfstandigen onrechtmatige contractuele bedingen op te leggen. Deze bedingen zullen van rechtswege nietig zijn.

Dit zijn de vier werven die ik heb geopend, met als doel de goedkeuring door het parlement van een grote hervorming van de economische wetgeving die de zelfstandigen en kmo’s opnieuw in het centrum plaatst van het zakelijk recht.

Dankzij de hervorming van het Wetboek van Economisch Recht zal misbruik van economische afhankelijkheid verboden worden, en zal de Belgische Mededingingsautoriteit in geval van overtreding boetes kunnen opleggen tot 2% van de omzet van de pleger van het misbruik.

Voortaan zal het verboden zijn om aan kmo’s of zelfstandigen onrechtmatige contractuele bedingen op te leggen. Deze bedingen zullen van rechtswege nietig zijn.

In de toekomst zullen de misleidende of agressieve handelspraktijken waarvan onze zelfstandigen of kmo’s het slachtoffer zijn niet alleen verboden zijn, maar ook vervolgd kunnen worden door de Economische Inspectie.

In de toekomst zullen kmo’s en zelfstandigen, die uit vrees voor vergeldingsmaatregelen bang zijn om hun rechten te laten gelden, niet meer alleen staan tegenover machtige spelers die hen soms onderdrukken. De Mededingingsautoriteit zal hun klachten in ontvangst kunnen nemen en handelen in naam van het algemeen belang, met belangrijke onderzoeksmachtigingen en mogelijkheid tot gerechtelijke dwang en sancties. De Economische Inspectie zal kunnen optreden tegen daders van oneerlijke handelspraktijken. De onrechtmatige bedingen zullen van rechtswege nietig zijn en de rechters zullen ze bij betwisting ambtshalve naast zich neerleggen. Ten slotte zal de minister van Kmo’s samen met de minister van Economie een vordering tot staking kunnen indienen om ervoor te zorgen dat justitie een einde maakt aan de daden van ongeoorloofde of oneerlijke concurrentie.

Een concreet voorbeeld is de kwestie van de postcontractuele niet-concurrentiebedingen, die voorzien dat een franchisenemer bij het beëindigen van zijn contract gedurende een bepaalde periode (gewoonlijk van zes maanden tot een jaar) geen handel mag drijven. Naast het feit dat hij tijdens deze periode inkomsten misloopt, loopt hij ook nog eens het risico het cliënteel te verliezen dat hij door zijn werk aan zich gebonden heeft.

Het feit dat een franchisenemer wordt verboden zijn handelszaak voort te zetten na beëindiging van zijn franchisecontract zou beschouwd kunnen worden als een onrechtmatig contractueel beding, en als nietig kunnen worden beschouwd door de ondernemingsrechtbank.

Zo herwint de franchisenemer zijn vrijheid en kan hij zijn handelsactiviteit voortzetten, ofwel alleen, ofwel met een andere franchisegever in het kader van een nieuwe samenwerkingsovereenkomst.

Deze hervorming betekent een revolutie in het economisch recht, die de bescherming van de belangen van onze zelfstandigen en kmo’s eindelijk bovenaan de agenda van de wet- en regelgever, de Economische Inspectie en de ondernemingsrechtbanken plaatst.

Deze hervorming zal de franchisehouders beter beschermen wanneer ze gebonden worden door totaal onevenwichtige overeenkomsten, wanneer de leefbaarheid van hun onderneming bedreigd wordt door oneerlijke marktpraktijken of wanneer dominante spelers misbruik maken van hun macht om hen onbillijke voorwaarden op te leggen.

Ik ben bijzonder blij dat ik samen met mijn team deze belangrijke hervorming voor de franchisenemers en voor onze kmo’s in het algemeen heb kunnen doorvoeren en concretiseren.