In Nederland bestrijden de vakbonden het ‘flexwerk’ al jaren. Onder andere in de distributiecentra van de supermarkten worden te veel vaste banen door flexibele vervangen, zeggen ze. Voorlopig moeten ze het onderspit delven. Maar een rapport van het CBS, het Nederlands bureau voor de statistiek, zou voor een ommekeer kunnen zorgen. Daaruit blijkt dat de werknemers met een laag opleidingsniveau veel minder doorstromen naar een vaste baan dan hoger opgeleiden.

Nederland is een van de landen in Europa waar uitzendwerk en andere vormen van flexwerk het meest verspreid is. Ruim één op vijf werknemers bij onze noorderburen werkt op tijdelijke basis. Daarmee staat het land in de top 5 van EU-landen met de meeste tijdelijke arbeid. Binnen de EU had in 2016 14,2% van alle werknemers een contract met bepaalde duur. Polen staat aan de top (27,5%), gevolgd door Spanje (26,1%), Portugal (22,3%), Kroatië (22,2%) en Nederland (20,6%).

 

Uit de recessie helpen

De reden voor dit hoog percentage gaat terug tot de recessie die in 2008 begon. Voor de Nederlandse regering was flexwerk een oplossing om meer mensen aan het werk te helpen: werkgevers konden met tijdelijke krachten de risico’s van schommelingen in de markt beter opvangen. Ook zijn flexwerkers goedkoper dan vaste krachten.

Een sector waar veel flexwerkers worden ingezet, is de logistiek. Dat is zeker in de distributiecentra van een aantal supermarkten het geval. Die van Albert Heijn werken met 3.300 vaste krachten en 2.000 uitzendkrachten. Bij Jumbo is die verhouding 66% tegen 33%, meldt de Financiële Telegraaf. Volgens de bonden is dat aandeel van de flexwerkers te hoog. Zij willen naar een verhouding van 80% vaste werknemers tegen 20% flexibele.

 

Stakingen mislukten

De afgelopen maanden hebben de bonden hun tanden stukgebeten in hun strijd voor meer vast werk in de distributiecentra. De stakingen die ze naar aanleiding van de cao-onderhandelingen organiseerden, mislukten grotendeels. Volgens de bonden kwam dat omdat de supermarkten winkelpersoneel en interimkrachten inzetten om de DC’s draaiende te houden. Ook is het moeilijker om mensen met een tijdelijk contract tot staken te brengen, omdat ze bang zijn hun baan te verliezen.

De supermarkten, van hun zijde, zeggen dat de stakingen mislukt zijn omdat de bereidheid om het werk neer te leggen, laag was. “Verreweg het grootste deel van het personeel vindt dat Jumbo een goede werkgever is. We betalen 10 à 20% meer dan de markt en ook de andere arbeidsvoorwaarden zijn goed”, zegt Ton van Veen, financieel topman van Jumbo, aan de Financiële Telegraaf.

Voor de vakbonden, die van de bestrijding van het flexwerk in de distributiecentra een symbooldossier hadden gemaakt, komt de mislukking van de stakingen zeer slecht uit. Zeker omdat zij zo veel minder druk kunnen uitoefenen op de onderhandelaars van het regeerakkoord.

 

Ontnuchterende studie van het CBS

Gisteren kregen ze steun uit onverwachte hoek. Het CBS publiceerde een studie over flexwerk, waaruit blijkt dat hoogopgeleide flexwerkers vaker doorstromen naar vast werk, maar niet de laaggeschoolden. “Werknemers met een hoog opleidingsniveau stromen het vaakst door naar een vaste baan. Tussen 2012 en 2015 was dat het geval bij 36% van de hoger opgeleiden. Van de middelbaar opgeleiden was dit 25% en van de lager opgeleiden 17%”, stelt het CBS vast.

Eén van de doelstellingen van flexwerk was dat dat een opstap zou zijn naar vast werk. Bij de hoger opgeleiden, bijvoorbeeld in de zorgsector of het onderwijs, lijkt dat vrij goed te lukken. Maar gemiddeld de helft van de flexibele krachten zit na drie jaar zonder (vast, flexibel of zelfstandig) werk. Bij de laaggeschoolden ligt dat percentage zelfs op 62%. Tevens blijkt dat werknemers met een Nederlandse achtergrond vaker naar een vaste baan gaan dan werknemers met een migratieachtergrond.

 

Flexwerk op de schop

Het rapport van het CBS lijkt de Nederlandse samenleving wakker te schudden. Op de sociale media explodeerde het debat. “Flexwerk is voor lageropgeleiden vooral opstap naar werkloosheid”, blokletterde de Volkskrant na de publicatie van het rapport.  In enkele regionale kranten stond een opiniestuk dat al even striemend was. “Maak van Nederland geen lagelonenland”, is de stelling. “Er zijn te veel mensen die voor te weinig geld werken, niet goed verzekerd zijn en geen of weinig pensioen opbouwen. Op de lange duur ondergraaft dat de houdbaarheid van de verzorgingsstaat.”

“Voor de economie is die wildgroei van flexibele contracten op de lange termijn ook rampzalig. Bedrijven kiezen steeds voor de oplossing die op korte termijn het goedkoopste is. Dat maakt van Nederland een lagelonenland, waarin niet meer in werknemers geïnvesteerd wordt, op wie juist bezuinigd wordt. Dat gaat ten koste van hun koopkracht, en dus van hun bestedingen, en dus van de inkomsten van bedrijven”, klonk het verder.

Veel stemmen gaan in Nederland dan ook op om vast werk aan te moedigen met een aantrekkelijke fiscaliteit voor de bedrijven en om flexwerk minder aantrekkelijk te maken. Het dossier komt daarom bijna zeker op de tafel van de onderhandelaars van de nieuwe coalitie.

Voor België kan dat debat positief uitdraaien. Een van de krachten van de Nederlandse logistieke centra voor de e-commerce, is de mogelijkheid om op grote schaal flexwerkers in te zetten. Wordt dat moeilijker, dan komt de lat met de Belgische e-fulfilmentcentra iets gelijker te liggen.

 

Lees ook: Jumbo zet vakbonden buitenspel